Hét voorbeeld waarom werkgevers en medewerkers moeten praten over inkomenszekerheid, lepelt Joost Rijna zo op. ‘Als medewerkers arbeidsongeschikt worden, houden ze een inkomen op bijstandsniveau over. Je krijgt dan wel geld van UWV en een arbeidsongeschiktheidspensioen, maar die 2 samen liggen meestal ver onder je oude salaris. Veel mensen zijn zich daarvan niet bewust. Al 30 jaar geleden niet, en nu ook nog niet. Dat was in 1995 voor pensioenfonds ABP - waaruit later Loyalis is voortgekomen - aanleiding om te gaan nadenken over een aanvullende verzekering. Rijnja: ‘Niet omdat we nou zo veel hadden met verzekeringen, we wilden vooral de werkgevers én de medewerkers goed helpen. Dat bespraken we met de sociale partners. Daar bleek echt behoefte te zijn aan een goede verzekering.'
Nog steeds overlegt Loyalis veel met sociale partners. Rijnja: ‘Het voordeel daarvan is dat je uit de eerste hand hoort waar de noden in de praktijk zitten en dat je samen oplossingsrichtingen kunt verkennen. We bespreken steeds wat het pensioenfonds al doet, wat de wet zegt en wat we dan nog zouden moeten en kunnen bieden. En sommige onderdelen worden dan weer vastgelegd in cao-afspraken. Sommige werkgevers hebben nu bijvoorbeeld in de cao vastgelegd dat ze een vergoeding bieden voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering, of een deel van de premie betalen.’
Loyalis ontwikkelde zich op basis van de gesprekken met sociale partners steeds verder. ‘Een arbeidsongeschiktheidsverzekering is eigenlijk een sluitstuk. Het liefst wil je natuurlijk dat mensen helemaal niet ziek worden, en als ze ziek worden dat ze weer herstellen en terugkomen. Daarvoor hebben we dienstverlening ingericht. We begeleiden organisaties bij onderwerpen als vitaliteit en amplitie; het versterken van medewerkers.’
Inmiddels neemt Loyalis steeds meer een gidsrol op zich. Rijnja: ‘Alles wat met werk, gezondheid, vitaliteit en arbeidsongeschiktheid te maken heeft, is zo ongelofelijk ingewikkeld geworden. Er zijn sector-akkoorden, MDIEU-subsidies, en honderden, zo niet duizenden bedrijven die allerlei producten en diensten aanbieden op het gebied van vitaliteit en duurzame inzetbaarheid. Hoe doe je dan als werkgever het goede voor je mensen? Wij helpen hen om structuur aan te brengen en te kijken: wat is er en wat kun je nu het beste doen?’
Daarbij komt Joost 2 thema's veel tegen. Allereerst de worsteling van vrijwel alle werkgevers met de eigen regie van medewerkers. ‘Dat hoor ik ook weer terug aan die tafels met sociale partners. De meeste werkgevers hebben keurige communicatie over arbeidsongeschiktheid voor nieuwe medewerkers. Met e-mails en een webpagina, waardoor zij zich eenvoudig kunnen verzekeren. Toch doen veel medewerkers dat niet. Ook wel begrijpelijk, want als je ergens nieuw bent, kom je om te werken, niet om ziek te worden. En de kans dat mensen arbeidsongeschikt raken, is ook niet heel groot. Maar áls het wel gebeurt zijn de gevolgen enorm. En dan moet je als werkgever afscheid nemen van iemand, terwijl je weet dat diegene dan niet genoeg geld meer heeft. Dat wil je niet. Aan de andere kant is het wel belangrijk dat medewerkers zélf hun keuzes kunnen maken.’
‘Dat dilemma kunnen we niet meteen oplossen, maar we kunnen wel kijken hoe we het makkelijker kunnen maken. Nu staat er in sommige cao’s bijvoorbeeld een omgekeerde regeling. De werkgever meldt medewerkers aan voor een verzekering en de medewerker zelf betaalt de verzekeringspremie. En wil een medewerker dat niet? Dan kan hij of zij weigeren. Zo bied je keuzevrijheid met een soort vangnet.’Het gaat volgens Rijnja om het samen goed doordenken van dit soort dilemma’s. ‘Als het gaat om eigen regie zijn dat er veel meer. Hoe gaan we om met vitaliteit? Hoe vergroten we deelname aan vitaliteitstrajecten, zonder van alles verplicht te stellen? Hoe gaan we om met ZZP’ers?’
En daar komen we bij het tweede thema dat Loyalis veel tegenkomt: data. Of beter gezegd, het gebrek eraan. ‘Als je zinnig wilt nadenken over de toekomst en wat voor jou als werkgever de beste koers is, heb je data nodig. Over gezondheid en ziekte, over de arbeidsmarkt, over organisaties in de regio. Daarover zijn we in gesprek met datadragers, pensioenfondsen bijvoorbeeld. Zij hebben enorm veel gegevens die nuttig zijn. Juist als je bijvoorbeeld wilt samenwerken in de regio. Dat zien we nu ook steeds meer gebeuren. Een mooie ontwikkeling, die misschien ook wel weer gevolgen heeft aan de cao-tafel. Je kunt als sociale partners bijvoorbeeld kijken of je regionale afspraken kunt maken die samenwerken makkelijker maken. Wij schuiven daarbij graag aan, om kennis toe te voegen én om de vragen en noden weer mee te nemen in ons aanbod. Zo blijven we samen optrekken.’